Kennismaking met de Panhard Junior
Kennismaking met de Panhard Junior
Uit de Koerier nr:185
Het is warm in Parijs, ontzettend warm. zelfs. Toch schijnen er nog mensen te zijn die ondanks de hitte belangstelling hebben voor andere dingen dan koude glazen Pernod of een koel bad, want op de Champs Elyées staat er tenminste een menigte verhitte enthousiastelingen de neuzen plat te drukken tegen één van de grote ruiten van de PANHARD LEVASSOR showroom. Nu is dit, bij nader inzien, niet zo verwonderlijk want daar, achter het glas, staat voor het eerst de DYNA JUNIOR, het sportieve twee-zittertje dat reeds verschillende tentoonstellingen met z’n aanwezigheid vereerd heeft en nu, na blijkbaar nog even in een Salon de Beauté geweest te zijn, eindelijk door de PANHARD fabriek in een kleine serie wordt geproduceerd.
Het is beslist niet de prijs (643.000 Fr.) die deze JUNIOR de enorme belangstelling van het Franse publiek op z’n hals gehaald heeft maar de talrijke successen welke het oudere zusje, de gewone DYNA, in de verschillende Rallye’s, Alpenritten, Mille Miglia’s e.d. geboekt heeft, alsmede de nu nog niet vergeten prestatie die de MONOPOLE, een zeer naaste bloedverwant van de DYNA, enkele weken geleden leverde door (voor de derde maal) de Indice de Performance op Le Mans te winnen. Dit, samen met de goede naam van PANHARD op het gebied van betrouwbaarheid, maakt deze JUNIOR tot een ideaal van vele mensen die een snel, zuinig en sportief open wagentje zoeken. We zuilen weer terugkeren naar de begane grond waarmede we door ons enthousiasme voor de JUNIOR bjjna het contact verloren hadden (we troosten ons met de gedachte dat iedere automobiel-liefhebber wel dezelfde geestelijke zweefneigingen zal krijgen na een ritje met dat pittige wagentje) en zullen u deel genoot maken van onze ondervindingen met deze jongste telg van één der oudste automobielfabrieken.
Toen de JUNIOR z’n debuut maakte op de Parijse Salon waren er boze tongen die beweerden dat de carrosserie veel weg had van een broodtrommel en ook nu, na de „face lifting” die het geheel ondergaan heeft, zullen er nog maar weinig mensen rondlopen die het een geraffineerdmooi model vinden. Het is echter mede door z’n eenvoud en geringe hoogte een sympathiek voorbeeld van moderne vormgeving. De JUNIOR heeft trouwens in z’n korte bestaan reeds kans gezien een eerste prijs op het Concours d’Elégance in Enghien weg te slepen en wij kunnen ons niet voorstellen dat alléén de charmante verschijning van Mll Blanchette Brunoy (een Franse actrice die bij deze gelegenheid de JUNIOR begeleidde) de jury deze beslissing deed nemen.
Wanneer we één der portiertjes openen, kunnen we er eens instappen er zelfs zeer gemakkelijk uitstappen, iets wat we niet van iedere zéér mooi gecarrosseerde sportwagen kunnen zeggen) en comfortabel op de voor zo’n klein wagentje enorm brede bank gaan zitten. Men zit weliswaar tamelijk laag doch het uitzicht op de weg is ruim voldoende en daar het stuur nogal ver naar het midden gebouwd is (dit is noodzakelijk om de bestuurder recht voor de pedalen te laten zitten) hoeft men niet bang te zjjn bij „wild sturen” de linkerarm tegen het portier te stoten. Als nadeel van deze stuurpositie zien we dat, hoewel de bank breed genoeg is, men met z’n drieén niet erg plezierig rjjdt, twee niet al te omvangrijke volwassenen met een kind gaat echter best. Dan laten we ons oog over het sobere dashbordje glijden. Links van het stuur vinden we een oliedrukcontrólelampje met daar onder een knopje om de ontsteking te regelen, rechts prijkt een kilometerteller-snelheidsmeter, omgevendoor een ampère- en een benzinestandmeter met daarboven de handremgreep en er onder de choke. Op de stuurkolom gemonteerd zit het contact en één van die handige licht- en richtingaanwijzerschakelaars waarvan de Franse automobielindustrie het gemak schijnt te begrijpen en ze dus toepast, terwijl onder het dashboard nog een zeldzaam maar zeer nuttig instrument verborgen is nl, een stroomafsluiter. Met deze min of meer „Droge opsomming” hebben we vermoedelijk het idee dat men bij PANHARD erg zuinig met accessoires is geweest, wel naar een andere wereld geholpen. Een andere geruststelling is de bagageruimte. Hoewel een gedeelte hiervan in beslag wordt genomen door het platliggende reservewiel, blijft er voldoende plaats over voor minstens één flinke grote koffer en een stel tassen, zodat de gelukkige bezitter van een JUNIOR niet gedwongen is om met alléén een tandenborstel in z’n zak op vacantie te gaan. Maar aangezien het nu eenmaal onmogelijk is om een auto te beoordelen wanneer deze stilstaat, nemen we u in gedachten mee op ons proefritje. We sleuren u door het drukke Parijse verkeer langs de Seine naar de Porte de St. Cloud, om vandaar de autoroute Ouest op te zoeken, zo naar het mooie Versailles te rijden en via allerlei heuvelachtige en bochtige weggetjes naar het hart van Frankrijk terug te sprinten. In Parijs beginnen we al direct met ons te verbazen, want die „armzalige tweepitter” die als kracht bron van de JUNIOR fungeert, is dermate soepel, dat we aan bijna alle acceleratie-remproeven waaruit het verkeer hier bestaat, in de derde versnelling (in dit geval prise directe, de 4e is een overdrive) kunnen deelnemen. Wanneer we echter erge haast hebben krijgen we door te schakelen een bijna motorfietsachtig acceleratievermogen tot onze beschikking (we hadden het niet over een klein motorfietsje) en ook het wegspuiten bij een verkeerslicht kan zo snel gebeuren, dat een taxichauffeur (een echte Parijse) van verbazing z’n mond niet meer open kan doen. We zitten met het snelle ding dan ook al heel gauw op de autoroute Ouest en daar ontdekken we nog een eigenschap, die de meeste kleine wagens niet bezitten, nl. dat deze 750 cc-er bij 100 km h nog op een verschrikkelijke manier “de benen neemt” wanneer we het gaspedaal eventjes intrappen. Maar omdat onze proefwagen nog niet “hele maal” ingereden was. kregen we het verzoek om „’m rustig op 110 te houden” en dat hebben we dan ook maar „rustig” gedaan, hoewel door het gevoel van securité, van zekerheid dat de JUNIOR geeft, de verleiding groot was om „iets” harder te rijden. Nadat we Versailles door zijn. begint de pret pas goed en gaan we langzamerhand begrijpen hoe het komt dat de PANHARD’jes over het algemeen zo’n goed figuur maken in sportevenementen zoals Alpenritten. De JUNIOR gedraagt zich hier op deze, vaak nogal steile, kronkelweggetjes als een volleerde gems en wanneer we er aan gewend zijn dat het achterstuk altijd wel op één of andere manier achter de aangedreven voorwielen aankomt, wordt ook het snel „bochtjes pikken” een aardig kinderspelletje. Bij dit scheurpartijtje werd er natuurlijk duchtig geschakeld en een woord van hulde voor de constructeur van de versnellingsbak is hier dan ook zeker op z’n plaats. De drie en vier van dit genoemde onderdeel zijn gesynchroniseerd, doch ook het terugschakelen naar twee en zelfs naar één gaat met een beetje tussengas en „double clutching” alsof we met roomkaasjes in plaats van met tandwielen te maken hebben.
De stuurinrichting van de JUNIOR is tamelijk direct en we kunnen vermoedelijk mede door de voorwielaandrijving in dit geval dan ook niet spreken over een „vederlichte besturing”. We moeten dit echter niet als een nadeel zien omdat het juist één van die factoren is die ons bij hoge snelheden bet prettige gevoel geven dat we de wagen volkomen in onze macht hebben.
Na ons nogal opwindende „essai” duiken we eens onder de motorkap (eerlijk gezegd, omdat we een beetje wantrouwend zijn geworden), doch daar ligt inderdaad een luchtgekoelde tweecylinder. Deze, de DYNA SPRINT motor, is „au fond” gelijk aan de normale 750 cc DYNA krachtbron, met z’n torsiestaafklepveren en de door PANHARD gepatenteerde antifrictie drijfstangrollagers. Alleen door een precieuzer afwerking en een tweelingcarburateur heeft men er 38 pk uit weten te toveren (ruim 50 pk per Itr dus!). Overigens is men aan het experimenteren met twee carburateurs, op ieder cylinder één, om de nogal lange inlaatleidingen te elimineren. Ook dit betekent natuurlijk nog vermogenswinst, maar de veel moeilijkere afstelling van zo’n stel weerhoudt PANHARD er van ze momenteel als standaarduitvoering toe te passen.
Of we nu helemaal geen kritiek hebben op de JUNIOR? Ja, zeker wel, de afwerking is op sommige plaatsen beslist slordig, de kap is naar onze mening te laag en verder vinden we dat de carrosserie soms wel wat al te vrolijk resoneert, doch we zijn er van overtuigd, dat deze fouten in de loop der productie wel worden verbeterd, dit naar aanleiding van gesprekken met PANHARD-mensen. Wij zijn er dan ook zeker van dat de PANHARD JUNIOR (eigenlijk een misleidende naam voor een wagentje dat zich als een volwassen automobiel gedraagt) ook de harten van vele Nederlandse Sportwagenliefhebbers zal veroveren.
Parijs, eind Juli.
G. P. BERK.
Uit: De Auto 31,juIi 1952