Met 950 cc racen in de 1300 cc klasse

Met 950 cc racen in de 1300 cc klasse

 

Met 954cc racen in de 1300cc klasse

Door: Pierre Peters

De Engelse race-Junior

De 954cc motor klaar voor verzending

De eerste vier 954 cc motoren werden nog iets aangepast.

Enige tijd geleden heb ik een artikel geschreven over de bouw van een 954 cc motor. Ik heb uitgelegd dat dankzij het vergroten van de cilinderboring naar 90 mm we een cilinderinhoud krijgen van 954 cc. Dat dit niet zomaar gaat laat zich raden. Maar dankzij de kotter en boorkunsten van Jelle is van een standaardmotor een 954cc te maken. Er waren nog een aantal zaken die aandacht vroegen, zo was in eerste instantie de compressie wel wat aan de lage kant ( 1 : 7.5 ) maar door het 3 mm dieper plaatsen van de cilinderbus komen we nu uit op een gezonde 1 : 8.4. Vanuit voortschrijdend inzicht hebben we de bovendien de stoterstangen en de olieretourpijpen 3 mm moeten inkorten.
Ook is er nog een aanpassing geweest i.v.m. de pistonpen. Zoals in het artikel genoemd hebben de zuigers een pistonpen van 22 mm, precies zoals in de eerste S5 en M5 motoren. Later werden die voorzien van 25 mm pistonpennen, waarvan de gruwelverhalen over het vast vreten van de pen in het drijfstangoog, (staal op staal weet u het nog ?) u bekend moeten zijn. Het drijfstangoog van 25 mm werd op de nieuwe 22 mm pistonpen pas gemaakt met een bronzen busje. Zo’n busje werd in de eerste motor ingebouwd, maar bleek een niet correcte passing te hebben! De busjes vertoonden enkele honderdste mm speling, iets wat niet gewenst was! We hebben dit niet verder toegepast maar een bus in het oog geperst en verder geruimd op de maat van de pistonpen. Nu functioneert dit zoals het hoort. Verder waren er geen verrassingen en/of complicaties! Inmiddels zijn er vier van deze motoren gebouwd en hebben deze geen problemen ondervonden. Twee van deze motoren zijn in een Junior ingebouwd en een van de twee doet in Engeland mee aan historische races. Deze motor is van de vier omgebouwde motoren het zwaarste belast geweest en hij heeft die beproevingen met glans doorstaan. 

De Prestaties

Dankzij onze Engelse vriend die, nadat hij eerst de motor voorzichtig had ingereden, zijn motor op de rollenbank heeft getest, weet ik nu dat het vermogen van die motor ongeveer 75 DIN pk is bij 5500 omw/min!
Belangrijker is het maximumkoppel, dat is tussen de 3200 en 3400 omw/min met ongeveer met 35 % toegenomen. Dat is iets wat de andere gebruikers ook beamen .Het is daarom jammer dat Panhard destijds niet voor deze optie gekozen heeft !

954cc was niet genoeg

1964, De met compressor uitgeruste CD-motor

Toen mijn Engelse vriend de uit de USA geïmporteerde auto trots ter keuring aanbood bij de instantie die verantwoordelijk is voor de historische races, was de vreugde maar van korte duur! De auto werd afgewezen! De keurmeesters achtten het kleine in hun ogen bromfietsmotortje niet competitief en de auto zou een gevaar voor de andere coureurs op het circuit zijn. Het argument dat deze auto een volledig leven in de USA op het circuit had doorgebracht werd van de tafel geveegd! Na deze teleurstelling verwerkt te hebben vroeg hij of ik geen mogelijkheden zag. De cilinderinhoud moest namelijk van de wijze heren minimaal 1300 cc zijn om enigszins met het veld mee te kunnen. Dat probleem is op te lossen met de toepassing van een mechanische compressor. Iets wat vroeger ook gedaan werd om mee te kunnen doen aan, voor Panhard, hun laatste deelnames aan de 24 uur van Le Mans. De cilinderinhoud blijft weliswaar wel gelijk maar door de verrekeningsfactor valt deze motor dan in de klasse van 1300 cc. Vandaar dat ik de opdracht heb aanvaard om een compleet nieuwe 954 cc te bouwen met een mechanisch aangedreven compressor. Ik ben inmiddels begonnen met de bouw en voorbereidingen van deze motor .

950cc bleek toch voldoende

Echter!! Bij wijze van uitzondering mocht de Junior met 954 cc motor een keer meedoen. En toen bleek dat de auto telkens vooraan te vinden was! Tot afgrijzen van de Porsche 356 coureurs versloeg onze kleine dappere Junior deze auto’s keer op keer, hij bleek een geduchte concurrent voor menig auto van naam en faam! De eigenaar was in alle staten en beweerd dat van alle sportieve auto’s die hij ooit gereden heeft, deze het allerleukste is. Letterlijk: ”Ik krijg de grijns niet van mijn gezicht af als ik in deze auto rijd!“ Omdat nu wel bewezen was dat de auto uiterst competitief was en mijn vriend zonder compressor inmiddels is toegelaten, is de noodzaak voor de bouw van een compressormotor niet meer aanwezig, maar omdat ik toch al ver was met de voorbereidingen en ik nieuwsgierig ben naar het karakter van deze motor met een compressor, heb ik besloten om toch zo’n motor te gaan bouwen.

 

Een nieuwe ombouw

De Aisin AMR500 staat hier los op een motorblok

De werking van de Rootes compressor

Panhard: compressor tussen carburateur en inlaatspruitstuk

Versterking van de krukas

Ik ben begonnen met de aanschaf van een nieuwe AISIN AMR 500 compressor. Deze compressor van de Japanse leverancier Aisin heeft per omwenteling een verplaatsing van 500 cc lucht en werkt volgens het Rootes principe. Hierdoor kan er meer lucht in de motor worden geperst en samen met meer brandstof krijg je een hoger vermogen. Dat is in het kort gezegd het hele verhaal. Wil je het geluid van motoren met deze compressor ervaren dan kun je naar het YouTube gaan, toets daar Aisin AMR 500 in en je wordt getrakteerd op vele met deze compressor uitgeruste stukjes huisvlijt, Panhards staan er jammer genoeg nog niet bij.
Maar nu de details: afhankelijk van het toerental kan deze compressor tussen de 0,4 en 1.1 bar overdruk leveren. Dit bereik je door de diameter van de poelie te vergroten en of te verkleinen. Echter hoe hoger de druk des te groter is het risico van spontane zelfontbranding (pingelen). Dit is dodelijk voor een verbrandingsmotor en omdat ik ga voor een mechanisch ontstekingssysteem kan ik ook geen sensor toepassen die het pingelen voorkomt of ingrijpt op het moment waarop dit plaats vind. Ook kies ik er niet voor om een intercooler toe te passen, deze intercooler zorgt voor het afkoelen van de gecomprimeerde inlaatlucht zodat er meer lucht in de verbrandingsruimte geperst zal worden. Ook kan ik geen overdrukventiel toepassen omdat ik, zoals Panhard dat destijds ook heeft gedaan, de compressor tussen de dubbele Weber 45 mm carburateur en het inlaatspruitstuk ga plaatsen. Ik ben daarom gedwongen om een ruime veiligheidsmarge in te bouwen. Daardoor zal ik niet de volle potentie van de compressor kunnen gebruiken en stel ik deze af op een maximale druk van 0,6 bar bij een compressieverhouding van 1:8. Wel ga ik, weer voor twee bougies per cilinder en een verzwaarde krukas. Dat verzwaren is absolute noodzaak en heeft zijn waarde bij de andere 954 cc motoren al bewezen. Ook pas ik een grotere oliepomp met inwendig oliefilter toe. Voor een betere warmteafvoer gebruik ik het laatste type gietijzeren achter deksel. Natuurlijk monteer ik een Volkswagen drukgroep en een iets dikkere koppelingsplaat. En zoals u het vorige artikel gelezen heeft gebruik ik een motortype met een versterkt lager zitting, dus type 1732 of hoger! In dit geval een type 1744. Verder doe Ik doe alle aanpassingen zoals in het vorige artikel beschreven.
Ik verwacht dat deze motor ongeveer 100 pk gaat leveren en ik hoop op een indrukwekkend koppel! Wat mij zo fascineert is dat met een ontwerp uit de jaren 40 van de vorige eeuw nog zoveel vooruitgang geboekt kan worden! We wisten het al : Panhard was zijn tijd ver vooruit!

Panhard continue!

 

 

Panhard Automobielclub Nederland

Junior met drie remlichten

Junior met drie remlichten

Junior met drie stijlvolle remlichten

 

Onze auto’s vallen in het verkeer behoorlijk op, getuige de opgestoken duimpjes. Althans overdag. Na zonsondergang zijn ook onze Panhards anonieme stukken staal op wielen geworden. En staan ze direct op achterstand omdat de verlichting niet helemaal ‘state of the art’ is. Veel moderne auto’s lijken in het donker immers op een rijdende kermisattractie. Die zie je niet snel over het hoofd.

De bedrading van mijn bijna 70-jarige Junior is zacht gezegd nogal rommelig. Er ligt al een nieuwe draadboom klaar maar eerst wilde ik iets aan de spaarzame achterverlichting doen. Uit de fabriek kwam de Junior met slechts een Marchal-bolletje links en rechts en in het midden, boven de kentekenplaat, een horizontaal armatuur (Ferrand) met een rood en amberkleurig glaasje. Bij mijn Junior zit in de Marchals een duplolamp voor achterlicht en clignoteur. Boven de kentekenplaat zit de kentekenverlichting (amber) en het remlicht (rood)

Eén remlicht in het midden mag dan origineel zijn,het is voor de moderne automobilist die een lichtgevende kermisattractie gewend is, nauwelijks als remlicht herkenbaar. Veel eigenaren van een Junior vonden vroeger de zichtbaarheid ook al aan de zuinige kant zoals bijvoorbeeld te zien is aan het exemplaar dat Peter Drijver aan het restaureren is.

Erg fraai is dat natuurlijk niet. Ik ben van de school die vindt dat verbeteringen het uiterlijk van de auto niet mogen aantasten. Die extra remlichten moesten dus ondergebracht worden in Marchals, drie-in-een dus. Maar hoe? Ik dacht eerst aan het combineren van knipperlicht en remlicht. Een zeer eenvoudige oplossing, maar het nadeel dat er niet meer geknipperd wordt als je remt (en dat je een paar diodes moet plaatsen omdat de knipperlichten vóór anders ook gaan branden als je rempedaal intrapt). Ries Kruidenier deed de suggestie een ledstrip te proberen. Dat bleek een gouden tip…

 Het mooie van ledstrips is dat je ze kuntinkorten, buigen en met de lijmstrip op de achterkant kunt vastplakken. Je kunt ze krijgen met 30, 60 of 120 leds per meter. Die laatste variant heeft natuurlijk de voorkeur. De meeste strips kun je elke 2,5 cm doorknippen en er draadjes aan solderen. In een Marchal past ongeveer 14 cm strip, dat betekent in mijn geval 17 ledjes. Gat van 8 mm boren in de achterkant, tule er in, draden doorsteken en verbinden met massa en stroomvoerende draad voor het remlicht. Die laatste handeling is een Junior wel een gepruts omdat je dat alleen maar liggend op je buik in de kofferbak kunt doen maar het resultaat mag er zijn, vind ik!

 

 

 

 

 

Voor een overzicht van de in’s en out’s van dit project, zie ook het filmpje!

P.S. Ook met zwaardere duplolampen kun je de zichtbaarheid van je wagen flink vergroten. In mijn Z16 trof ik nog oude duplo’s aan (gecombineerd rem/knipperlicht) met een wattage van 18/4. Dat is wel erg weinig. Moderne duplo’s zijn 21/5 maar ze zijn er nog zwaarder: ik heb nu lampjes gevonden van 28/7 watt. Dat moet toch een behoorlijke verbetering geven!

Siewert Pilon

Identificatie en Technische gegevens Junior

Identificatie en Technische gegevens Junior

Panhard Automobielclub Nederland

Kennismaking met de Panhard Junior

Kennismaking met de Panhard Junior

Kennismaking met de Panhard Junior

Uit de Koerier nr:185

Het is warm in Parijs, ontzettend warm. zelfs. Toch schijnen er nog mensen te zijn die ondanks de hitte belangstelling hebben voor andere dingen dan koude glazen Pernod of een koel bad, want op de Champs Elyées staat er tenminste een menigte verhitte enthousiastelingen de neuzen plat te drukken tegen één van de grote ruiten van de PANHARD LEVASSOR showroom. Nu is dit, bij nader inzien, niet zo verwonderlijk want daar, achter het glas, staat voor het eerst de DYNA JUNIOR, het sportieve twee-zittertje dat reeds verschillende tentoonstellingen met z’n aanwezigheid vereerd heeft en nu, na blijkbaar nog even in een Salon de Beauté geweest te zijn, eindelijk door de PANHARD fabriek in een kleine serie wordt geproduceerd.

Het is beslist niet de prijs (643.000 Fr.) die deze JUNIOR de enorme belangstelling van het Franse publiek op z’n hals gehaald heeft maar de talrijke successen welke het oudere zusje, de gewone DYNA, in de verschillende Rallye’s, Alpenritten, Mille Miglia’s e.d. geboekt heeft, alsmede de nu nog niet vergeten prestatie die de MONOPOLE, een zeer naaste bloedverwant van de DYNA, enkele weken geleden leverde door (voor de derde maal) de Indice de Performance op Le Mans te winnen. Dit, samen met de goede naam van PANHARD op het gebied van betrouwbaarheid, maakt deze JUNIOR tot een ideaal van vele mensen die een snel, zuinig en sportief open wagentje zoeken. We zuilen weer terugkeren naar de begane grond waarmede we door ons enthousiasme voor de JUNIOR bjjna het contact verloren hadden (we troosten ons met de gedachte dat iedere automobiel-liefhebber wel dezelfde geestelijke zweefneigingen zal krijgen na een ritje met dat pittige wagentje) en zullen u deel genoot maken van onze ondervindingen met deze jongste telg van één der oudste automobielfabrieken.

Toen de JUNIOR z’n debuut maakte op de Parijse Salon waren er boze tongen die beweerden dat de carrosserie veel weg had van een broodtrommel en ook nu, na de „face lifting” die het geheel ondergaan heeft, zullen er nog maar weinig mensen rondlopen die het een geraffineerdmooi model vinden. Het is echter mede door z’n eenvoud en geringe hoogte een sympathiek voorbeeld van moderne vormgeving. De JUNIOR heeft trouwens in z’n korte bestaan reeds kans gezien een eerste prijs op het Concours d’Elégance in Enghien weg te slepen en wij kunnen ons niet voorstellen dat alléén de charmante verschijning van Mll Blanchette Brunoy (een Franse actrice die bij deze gelegenheid de JUNIOR begeleidde) de jury deze beslissing deed nemen.

Wanneer we één der portiertjes openen, kunnen we er eens instappen er zelfs zeer gemakkelijk uitstappen, iets wat we niet van iedere zéér mooi gecarrosseerde sportwagen kunnen zeggen) en comfortabel op de voor zo’n klein wagentje enorm brede bank gaan zitten. Men zit weliswaar tamelijk laag doch het uitzicht op de weg is ruim voldoende en daar het stuur nogal ver naar het midden gebouwd is (dit is noodzakelijk om de bestuurder recht voor de pedalen te laten zitten) hoeft men niet bang te zjjn bij „wild sturen” de linkerarm tegen het portier te stoten. Als nadeel van deze stuurpositie zien we dat, hoewel de bank breed genoeg is, men met z’n drieén niet erg plezierig rjjdt, twee niet al te omvangrijke volwassenen met een kind gaat echter best. Dan laten we ons oog over het sobere dashbordje glijden. Links van het stuur vinden we een oliedrukcontrólelampje met daar onder een knopje om de ontsteking te regelen, rechts prijkt een kilometerteller-snelheidsmeter, omgevendoor een ampère- en een benzinestandmeter met daarboven de handremgreep en er onder de choke. Op de stuurkolom gemonteerd zit het contact en één van die handige licht- en richtingaanwijzerschakelaars waarvan de Franse automobielindustrie het gemak schijnt te begrijpen en ze dus toepast, terwijl onder het dashboard nog een zeldzaam maar zeer nuttig instrument verborgen is nl, een stroomafsluiter. Met deze min of meer „Droge opsomming” hebben we vermoedelijk het idee dat men bij PANHARD erg zuinig met accessoires is geweest, wel naar een andere wereld geholpen. Een andere geruststelling is de bagageruimte. Hoewel een gedeelte hiervan in beslag wordt genomen door het platliggende reservewiel, blijft er voldoende plaats over voor minstens één flinke grote koffer en een stel tassen, zodat de gelukkige bezitter van een JUNIOR niet gedwongen is om met alléén een tandenborstel in z’n zak op vacantie te gaan. Maar aangezien het nu eenmaal onmogelijk is om een auto te beoordelen wanneer deze stilstaat, nemen we u in gedachten mee op ons proefritje. We sleuren u door het drukke Parijse verkeer langs de Seine naar de Porte de St. Cloud, om vandaar de autoroute Ouest op te zoeken, zo naar het mooie Versailles te rijden en via allerlei heuvelachtige en bochtige weggetjes naar het hart van Frankrijk terug te sprinten. In Parijs beginnen we al direct met ons te verbazen, want die „armzalige tweepitter” die als kracht bron van de JUNIOR fungeert, is dermate soepel, dat we aan bijna alle acceleratie-remproeven waaruit het verkeer hier bestaat, in de derde versnelling (in dit geval prise directe, de 4e is een overdrive) kunnen deelnemen. Wanneer we echter erge haast hebben krijgen we door te schakelen een bijna motorfietsachtig acceleratievermogen tot onze beschikking (we hadden het niet over een klein motorfietsje) en ook het wegspuiten bij een verkeerslicht kan zo snel gebeuren, dat een taxichauffeur (een echte Parijse) van verbazing z’n mond niet meer open kan doen. We zitten met het snelle ding dan ook al heel gauw op de autoroute Ouest en daar ontdekken we nog een eigenschap, die de meeste kleine wagens niet bezitten, nl. dat deze 750 cc-er bij 100 km h nog op een verschrikkelijke manier “de benen neemt” wanneer we het gaspedaal eventjes intrappen. Maar omdat onze proefwagen nog niet “hele maal” ingereden was. kregen we het verzoek om „’m rustig op 110 te houden” en dat hebben we dan ook maar „rustig” gedaan, hoewel door het gevoel van securité, van zekerheid dat de JUNIOR geeft, de verleiding groot was om „iets” harder te rijden. Nadat we Versailles door zijn. begint de pret pas goed en gaan we langzamerhand begrijpen hoe het komt dat de PANHARD’jes over het algemeen zo’n goed figuur maken in sportevenementen zoals Alpenritten. De JUNIOR gedraagt zich hier op deze, vaak nogal steile, kronkelweggetjes als een volleerde gems en wanneer we er aan gewend zijn dat het achterstuk altijd wel op één of andere manier achter de aangedreven voorwielen aankomt, wordt ook het snel „bochtjes pikken” een aardig kinderspelletje. Bij dit scheurpartijtje werd er natuurlijk duchtig geschakeld en een woord van hulde voor de constructeur van de versnellingsbak is hier dan ook zeker op z’n plaats. De drie en vier van dit genoemde onderdeel zijn gesynchroniseerd, doch ook het terugschakelen naar twee en zelfs naar één gaat met een beetje tussengas en „double clutching” alsof we met roomkaasjes in plaats van met tandwielen te maken hebben.

De stuurinrichting van de JUNIOR is tamelijk direct en we kunnen vermoedelijk mede door de voorwielaandrijving in dit geval dan ook niet spreken over een „vederlichte besturing”. We moeten dit echter niet als een nadeel zien omdat het juist één van die factoren is die ons bij hoge snelheden bet prettige gevoel geven dat we de wagen volkomen in onze macht hebben.

Na ons nogal opwindende „essai” duiken we eens onder de motorkap (eerlijk gezegd, omdat we een beetje wantrouwend zijn geworden), doch daar ligt inderdaad een luchtgekoelde tweecylinder. Deze, de DYNA SPRINT motor, is „au fond” gelijk aan de normale 750 cc DYNA krachtbron, met z’n torsiestaafklepveren en de door PANHARD gepatenteerde antifrictie drijfstangrollagers. Alleen door een precieuzer afwerking en een tweelingcarburateur heeft men er 38 pk uit weten te toveren (ruim 50 pk per Itr dus!). Overigens is men aan het experimenteren met twee carburateurs, op ieder cylinder één, om de nogal lange inlaatleidingen te elimineren. Ook dit betekent natuurlijk nog vermogenswinst, maar de veel moeilijkere afstelling van zo’n stel weerhoudt PANHARD er van ze momenteel als standaarduitvoering toe te passen.

Of we nu helemaal geen kritiek hebben op de JUNIOR? Ja, zeker wel, de afwerking is op sommige plaatsen beslist slordig, de kap is naar onze mening te laag en verder vinden we dat de carrosserie soms wel wat al te vrolijk resoneert, doch we zijn er van overtuigd, dat deze fouten in de loop der productie wel worden verbeterd, dit naar aanleiding van gesprekken met PANHARD-mensen. Wij zijn er dan ook zeker van dat de PANHARD JUNIOR (eigenlijk een misleidende naam voor een wagentje dat zich als een volwassen automobiel gedraagt) ook de harten van vele Nederlandse Sportwagenliefhebbers zal veroveren.

Parijs, eind Juli.

G. P. BERK.

Uit: De Auto 31,juIi 1952

 

 

 

Panhard Automobielclub Nederland

Junior 1954

Junior 1954

Panhard Junior 1954 Roadtest


De Junior

Zoals de «Abeille» Ford van de ondergang redde bij het zachtjes afsterven van de Vedette 52, zo slaat de «Dyna Junior» heden ten dage nog een brug tussen de inmiddels overleden berline en de nieuwe «Dyna 54», waarvan de productielijnen langzaamaan in volle gang komen. Panhard heeft op slimme wijze zijn voordeel kunnen trekken uit dit kleine sportwagentje, waarvan de verkoop rechtstreeks in verband lijkt te staan met de weersomstandigheden.
Winter in een «Junior» is inderdaad geen pretje, en de verwarming van Panhard zal ons op dit punt beslist niet tegenspreken. Maar de mooie dagen komen er weer aan, en er lijkt geen sprake van te zijn dat de over het algemeen jonge en sportieve clientèle dit kleine cabrioletje in de steek zal laten ten gunste van de «Dyna 54».
We moeten niettemin wijzen op een nieuw fenomeen, en dat is dat de prestaties van de «Junior» op dit moment geëvenaard, ja zelfs lichtelijk overschreden worden door die van de berline. Panhard bevindt zich in feite in dezelfde situatie als Lancia, dat afgelopen jaar een berline B-22 uitbracht die net zo schitterend presteerde als de B-20 Gran Turismo. Maar waar de Italiaanse firma dit probleem snel oploste door het uitbrengen van een Gran Turismo 2,5 liter, ontbreekt deze oplossing bij Panhard, waar al zolang tevergeefs gevraagd wordt om een 4-cilinder. De deken van de Franse constructeurs, die we wel verwijten mogen maken op commercieel gebied, maar die nooit platgetreden paden inslaat, heeft zich derhalve gewend tot een compressor, en zo kan men nu een «Dyna Junior» met compressor bestellen, waarvan de prestaties een stuk hoger liggen dan bij het normale model.

MOTOR-AANDRIJVINGSGROEP

De montage van een compressor op de 850 cc van de «Junior» heeft geleid tot nogal wat veranderingen in de motor. Ten eerste is de compressieverhouding teruggebracht van 7,25 naar 6,5. Verder is de dubbele carburateur verlaten ten gunste van de Solex 32 die onlangs ook al op de Dyna is gezet, maar nu met een speciale rijkere afstelling. De bougies zijn van het koude type en de klepspeling is aanzienlijk vergroot. Tenslotte zijn de in- en uitlaatkleppen gedeeltelijk opnieuw ontworpen.
De compressor levert 0,35 bar overdruk, en is getest door de firma D.B., waarmee, zoals bekend, Panhard warme relaties onderhoudt. Volgens de aan ons verstrekte inlichtingen leidt de montage tot een maximumvermogen van 55 pk bij 5000 tpm. In de praktijk blijkt een zo uitgeruste wagen heel wat prettiger te rijden dan de primitievere versie. Allereerst bemerk je een ongewone souplesse, die meer doet denken aan een heel wat zwaardere 4-cilinder, en ook een toegenomen nervositeit. Terwijl de gewone «Junior» onder de best denkbare omstandigheden op Montlhéry niet boven de 125 à 126 km/u uitkomt, haalden we nu het lieve gangetje van 144 km/u.
De prestatieverbetering staat dus buiten kijf, en op dit gebied valt de wagen niets te verwijten. Van de weeromstuit neemt het verbruik wel toe, en al naar gelang de aangehouden snelheden moet men rekenen op een extra verbruik van 1 à 3 liter/100 km. Het moge duidelijk zijn dat niet iedereen daar blij mee zal zijn.
Tenslotte was het door ons geteste exemplaar zeer luidruchtig, te wijten aan de compressor die zijn aanwezigheid luid kenbaar maakt met een onaangename fluittoon. We moeten hierbij wel benadrukken dat het apparaat de laatste maanden verder ontwikkeld is, en dat de laatste versie een stuk stiller schijnt te zijn.
De verschijning op de Franse markt van een auto met compressor verdient nog enige verdere beschouwing. In tegenstelling tot wat men zou verwachten is deze oplossing meer voor de gewone gebruiker bestemd dan voor de sportieve. In wedstrijden heeft men het meestal niet zo erg op met een compressorauto, terwijl de gemiddelde gebruiker dit soort vooroordeel totaal niet kent. De compressor is bij matige snelheden, waar zijn gulzigheid nog geen gigantische proporties aanneemt, op zijn best vanwege de soepelheid en het acceleratievermogen dat hij biedt. Inhalen is een stuk makkelijker, er hoeft minder geschakeld te worden en montage van een drukmeter in de inlaat toont aan dat hij al werkt bij drukken die nauwelijks boven atmosferische druk uitkomen, zodat het mechaniek niet overmatig belast wordt.
Maar wanneer we het toegenomen vermogen (te) wild benutten stellen we de motor bloot aan grote krachten, terwijl het verbruik snel toeneemt tot in regionen die sommigen alarmerend zullen vinden. Je moet trouwens ook goed letten op de afstelling van de carburateur en de keuze van de bougies bij een op deze wijze uitgeruste motor, op straffe van ernstige motorschade, in het bijzonder van de zuigers. De brandstofvoorziening moet ook prima verzorgd zijn; daarom heeft de «Junior» met compressor een elektrische benzinepomp. Het is overigens mogelijk dat de toepassing van een “aanblazer” op de «Junior» slechts een voorstadium van de ontwikkelingen bij Panhard is, en dat op een zeker moment ook de «Dyna 54» ermee wordt uitgerust.
Wat betreft de transmissie, de drie lagere versnellingen en de dubbele eindvertraging zijn onveranderd gebleven, maar de 4e is aanzienlijk verlengd tot 27,1 km/u per1000 tpm in tegenstelling tot de 25,5 km/u van het gewone type. Op deze manier haalt men de 144 km/u bij iets meer dan 5000 tpm, het normale maximum toerental van de 850 cc. We hebben hier te maken met een relatief weinig kostende oplossing voor de constructeur, maar het toegenomen “gat”tussen de 3e en de 4e doet zich dikwijls gelden wanneer men het maximum van de wagen vergt, en het lijkt dat een zekere verlenging van de 3e de nieuwe mogelijkheden van het geheel beter tot zijn recht zal laten komen.
Vanaf de eerste testritten met de «Dyna 54» klinkt bij Panhard al de roep om van remonderdelen leverancier te veranderen, om diverse redenen. Op de «Junior» zit iets nieuws, en we hebben kunnen constateren dat er een onmiskenbare verbetering is in het remvermogen bij warme remmen. Tijdens onze doortocht van het Massif Central werden onze remmen zoals gewoonlijk behoorlijk warm, maar afgezien van de trillingen die bij het concept van de Panhard-voortrein horen hebben we voortdurend naar voldoening kunnen remmen, ook al mishandelden we de remmen expres!

WEGLIGGING EN OPHANGING

Ondanks de toename van het aantal tests hebben wij geen enkele reden kunnen vinden om ons ontevreden te betonen over het weggedrag van de «Junior». Rechtdoor of in haarspeldbochten, vlak terrein of gebergte, de wagen laat zich overal zeer prettig berijden. Elke willekeurige bocht kan met vaak verrassende snelheid worden genomen, en als de banden soms snerpend klaagden over te ruw gebruik, dan moesten we toegeven dat ze ook wel heel erg aan de tand gevoeld werden. Overigens vestigden ze op deze manier wel de aandacht van bepaalde enthousiaste nieuwelingen op het feit dat de «Dyna Panhard» niet met zekere magische krachten is begiftigd, maar dat zijn bestuurder van tijd tot tijd toch zelf eraan moet denken om hem op de weg te houden.
De ophangingseigenschappen lijken niet onderhevig te zijn geweest aan al te grote veranderingen, en het gedrag van de auto is vergelijkbaar gebleven met dat wat we voorheen al hebben mogen constateren. De besturing is nog altijd heel precies, en schept veel genoegen. We zouden alleen aan het Huis Panhard met klem willen vragen om eens een stuurwiel te nemen dat wat minder glad door je handen glipt!

CARROSSERIE EN INTERIEUR

Het silhouet van de «Junior» is te bekend om er lang bij stil te blijven staan. Ruwweg gezegd is ze vooral geconstrueerd om goedkoop te zijn, en haar gewicht staat daar garant voor. De afwerking blijft summier, en heel wat gebruikers zien ervan af om haar in de winter te gebruiken.
De armruimte is sinds het eerste model wel wat verbeterd, dankzij een vernieuwd ontwerp van de langsliggers in de carrosserie. Deze verbetering blijft echter voornamelijk theoretisch vanwege het feit dat het stuur nogal in het midden is blijven staan, en vanwege de plaatsing van de versnellingshendel.Wij beschikten dit keer over een cabrio die alleen maar van de roadster verschilde door de aanwezigheid van neerdraaibare raampjes. De voorruit is vast, en de omlijsting boven de portieren kan merkwaardig genoeg niet verwijderd worden. Opgemerkt dient te worden dat bij neergelaten kap een geopend raam vaak leidt tot een onaangename tocht in de nek.

ACCESSOIRES

Het dashboard van de «Junior» is veranderd, maar nog niet voltooid, sinds onze laatste test. Er zitten tegenwoordig omlijstingen in die doen denken aan de «Vedette». We moeten helaas de aandacht vestigen op een zwakke claxon, trage ruitenwissers – het zicht bij regenweer is nu niet direct goed te noemen – en een beslist onvoldoende inhoud van de benzinetank: als je echt plankgas rijdt moet je elke 200 km tanken! Aangezien Panhard een tank van 50 liter in huis heeft is het beslist noodzakelijk dat de «Junior» hiervan wordt voorzien.

CONCLUSIES

Het monteren van een compressor op de «Junior» is een interessante poging die ongetwijfeld liefhebbers van hoge prestaties die niet meer aan ralleys deelnemen inverleiding zal brengen. Met een dergelijke uitrusting is de «Junior» ontegenzeggelijk opgewassen tegen auto’s van de dubbele cilinderinhoud, en zijn weggedrag is nog altijd voorbeeldig. We durven niet te voorspellen hoe een en ander zich in de loop van de tijd tegen slijtage bestand zal tonen, maar hoe het ook zij, we hebben de indruk dat deze aanpassing op de berline 1954 een nog veel betere toekomst tegemoet zou kunnen zien. Uiteindelijk is dat een wagen die tegelijkertijd voor gezinsgebruik en andere leuke dingen bestemd is.

André COSTA
Bron: L’AUTO-JOURNAL. 1-4-’54
Vert. Henk Ottevangers

DRAAIBOEK voor de roadtest

Parijs-Auxerre-Saulieu-Chalons-Lyon (460 km)
We vertrekken van de porte d’Italie bij het krieken van de morgen. Het verkeer is normaal gedurende de hele afstand, maar we verliezen tijd bij het passeren van een stel steden. Na 4 uur en 42 minuten arriveren we in Lyon, met een gemiddelde van 97,8 km/u
Andance-Le Puy-ClermontFerrand (232,5 km)
De atmosferische omstandigheden zijn perfect, en we treffen een droge weg aan, met uitzondering van een paar gladde stukken in de Tracol en de afdaling van Fix-Saint-Geneys. Na 2 uur 47 minuten rijden arriveren we in Clermont met een gemiddelde van 83,5 km/u
ClermontFerrand-Moulins-Nevers-Parijs (374 km)
Tot Moulins is de weg nogal overvoerd. We rijden daarom ‘s nachts naar Parijs en komen na 3 uur 44 minuten aan op de porte d’Italie, met een gemiddelde van 100,1 km/u

Karakteristieken van de Junior

MOTOR: Fiscaal vermogen 5 CV. Cilinderinhoud: 850 cc, 2-cilinderboxer 85×75. 4-takt. Valstroomcarburator Solex PBIC en DB compressor (0,35 bar gemiddeld). Delco-ontsteking. Accu 12 V40 Ah. Electrische benzinepomp. Luchtkoeling. Druksmering. Carterinhoud 3 l. Benzinetank 30 l. Compressieverhouding 6,5. Kopkleppen met torsiestaafvering. Centrale nokkenas met tandwielaandrijving. Vermogen aan de remmen 55 pk bij 5000 tpm.
TRANSMISSIE: Voorwielaandrijving. Enkelvoudige droge plaatkoppeling. Mechanische versnellingsbak met 4 versnellingen, 4e in overdrive. Synchronisatie op 2, 3 en 4. Stuurschakeling. Eindoverbrenging 6,14
TRANSMISSIEOVERBRENGING: 1e : 16,17. 2e : 9,2. 3e : 6,15. 4e : 4,45. Achteruit: 16,52. Theoretische snelheid bij 1000 tpm in 4: 27,1 km/u
CHASSIS, OPHANGING: Buizenchassis, onafhankelijke voorwielophanging vie twee transversale bladveren. Achterwielophanging via as met twee dwarse torsieveren. Hydraulische schokbrekers. REMMEN: Hydraulisch op alle 4 de wielen, mechanische handrem op de voorwielen.
BESTURING: Draaicirkel 9,00 meter
CARROSSERIE: Plaatstaal. Ledig gewicht 720 kg (460 voor, 260 achter)

KARAKTERISTIEK VERMOGEN:
Cilinderinhoud per ton: 1180 cc,
Vermogen per liter: 65 pk
Vermogen per ton: 76 pk
Gewichts/vermogenverhouding: 13 kg/pk
Totaal remoppervlak: 558 cm2
Remoppervlak per ton: 775 cm2
Gemiddeld bereik : 325 km
ALGEMEEN GEMIDDELDE VAN DE TEST: 1066,5 km in 11 uur en 13 minuten, ofwel een gemiddelde van 95 km/u

 

Het Dashboard

 

Binnenruimte

Zicht

De figuur hiernaast stelt de niet zichtbare zône vóór de auto voor, gezien vanaf de bestuurdersplaats, en getekend vanuit een plat vlak.
Verder dienen we op te merken dat de electrische ruitenwissers slechts één snelheid kennen en wel ietwat an de lage kant, zijnde 35 slagen per minuut.

Waterdichtheid

Onze speciale waterdichtheidstest bestaat uit de twee minuten durende passage van de auto onder een kunstmatige regenbui met een druk van 10 bar, gelijktijdig met een besproeiing van onderen om opspattend water van de wielen te simuleren. We hebben bij de Panhard lekkage langs de zijruiten en de voorruit geconstateerd. Kap en onderkant zijn waterdicht. Het gaat dus vooruit, maar het is nog niet perfect.

Geluidsniveau

Wij hebben bij de Panhard «Junior» bij rijden in de vierde versnelling en met dak en ramen gesloten de volgende luidheden gemeten: 74 foon bij 40 km/u — 81 foon bij 60 km/u — 85 foon bij 80 km/u — 89 foon bij 100 km/u — 98 foon bij 120 km/u — 101 foon bij 140 km/u.
Op grond van deze zeer hoge waarden mogen we de wagen beoordelen als zéér luidruchtig.

Bagage

Om de kofferbakgrootte van elk getest voertuig eerlijk te kunnen vergelijken, gebruiken wij een serie van 8 koffers. In de ruimte achter de de bank van de Junior konden we de koffers 2,3,4,5,6,7, en 8 kwijt, ofwel 229 liter, meer dan genoeg voor een 2/3 zitter.
Jammer alleen dat er niet voorzien is in een kofferdeksel! En bovendien ligt het reservewiel op de bodem van de kofferruimte.
Hieronder laten we onze test van het in de auto ervaren geluidsniveau in een grafiek zien. In de grafiek is de luidheid in de eenheid foon (niet precies hetzelfde als de dB(A), moeilijker, maar wel juister (OttHW)) uitgezet tegen de snelheid.

 

Remmen

Onze remtest bestaat uit herhaaldelijk remmen met één respectievelijk vier personen aan boord bij 90 en bij 60 km/u met koude remmen. De Panhard Junior staat heel wat eerder stil dan wat we met de meeste auto’s gewend zijn.

Een tweede serie tests wordt altijd uitgevoerd om te kijken hoe de remmen tegen opwarming bestand zijn. Daarbij meten we in eerste instantie de remweg met koude remmen vanaf 60 km/u. Een serie van 10 keer zeer hard remmen vanaf 80 km/u tot complete stilstand brengt de wagen dan weer terug tot het punt waar de aanvangstest met koude remmen werd gedaan. Hier wordt dan een nieuwe test met 60 km/u tot complete stilstand gedaan. Onder deze omstandigheden noteerden we een afname wat betreft remvermogen van 10%. We mogen de remmen hiermee betitelen als goed bestand tegen opwarming

Compressor

Onder de bekende methoden om het vermogen van een bestaande motor te verhogen biedt een compressor de meeste zekerheid. We kunnen, geruggesteund door een overvloed aan practisch bewijs, aantonen dat een inlaatdruk-verhoging van 0,35 bar een vermogensverhoging van 35 % op de krukas overbrengt. Hoewel het principe allang bekend en toegepast is, willen we op deze plaats bij zijn verschijning op een relatief goedkope serieproductie-wagen weer een lans ervoor breken. De compressor wordt heel eenvoudig aangedreven via een poelie op de ventilator.

 

Brandstofverbruik

Nevenstaande figuur geeft het benzineverbruik bij constante snelheid weer, dat wil zeggen met vastgezet gaspedaal, nadat de wagen op een bepaalde snelheid is gestabiliseerd voor elke meting.
Voor het opstellen van deze curve hebben we een proefglas van 500 cc gebruikt tesamen met een stopwatch en een geijkte elektrische afstandsmeter.
Bij uitsluitend rijden in de vierde versnelling hebben we daarbij de volgende resultaten verkregen: 6,45 l bij 50 km/u; 6,75 l bij 60 km/u; 7,2 l bij 70 km/u; 7,8 l bij 80 km/u; 8,65 l bij 90 km/u; 9,8 l bij 100 km/u; 11,25 l bij 110 km/u; 12,6 l bij 120 km/u; 14,2 l bij 130 km/u; 15,75 l bij 140 km/u en 16,25 l bij 144 km/u.
Zoals men ziet neemt het verbruik boven de 100 km/u zeer snel toe.
Bij de hogere snelheden is het bepaald indrukwekkend te noemen.

Panhard Automobielclub Nederland